donderdag 25 maart 2010

Muziek: Mercury Rev - Goddess On A Hiway

Ooit ga ik weg. Niet voor altijd, maar wel voor lang genoeg. Met een auto, een pinpas vol geld, een baal kleren en koffer vol cd's. En dan niet over een snelweg 'jagen', maar rustig van plek naar plek rijden, en kijken, vooral veel kijken. Ik hoef niet strikt noodzakelijk wereldsteden of wonderen te zien. Niet bovenin de Eiffeltoren te hebben gestaan, of Big Ben hebben horen luiden. Of tegen een gebouw van Gaudi (in Barcelona) te hebben gepist of het Colosseum (in Rome) te hebben geswaffeld.

Ik mocht ooit mee met een vriend en zijn ouders op vakantie naar Zuid Limburg. We waren net klaar met ons derde jaar. We zijn naar Maastricht geweest, en naar de leemgrotten. We hebben gevaren op de Maas, en zo kon je die Romijnse brug goed zien. We beklommen met de fiets de Cauberg in Valkenburg. En een dag maakten we een lange fietstocht. We gingen naar de Vaalserberg het drielandenpunt bekijken, en vandaar uit naar Aken. Maar wat me het meest bij is gebleven is het fietsen in het midden van nergens (the middle of nowhere). Telkens weer een Limburgse heuvel beklimmen, en dan weer kijken, over al die hectares landbouwgrond.

En we fietsen een stuk door België. Als je in Limburg, nabij Vaals, de grens over gaat, dan kom je in Wallonië. Ik heb me er altijd over verbaasd dat een kort stuk over de grens dingen er zo anders kunnen uitzien. Dat heb je ook als je in Twente de grens over gaat naar Duitsland. De grond is hetzelfde, de mensen, genetisch gezien, ook. Maar het is anders, dat zie je meteen. En in Wallonië zag het er armer uit, de boerderijen en het gehucht dat we doorkwamen. Alles oud, wel schoon, maar nooit opgeknapt. Het was er zo rustig. Geen toerist te bekennen.

Ik wil rust, leegte, en groen. Voor een keer. Ik fietste een tijdlang van Roden naar Haren, of van Roden naar Groningen. Het was een best eind, en de wind het er meer vrij spel dan ik en Twente gewend was. Lang hield ik het ook niet vol, en later ging ik ook vaak met de bus, tot ik verhuisde naar Groningen. Maar ik zag het weer. Niet als in Wallonië, maar het leek er wel iets op. Zulke plaatsen wil ik wel meer zien. Misschien word ik wat al te snel oud. Ik houd nog steeds van harde muziek, bier en crossen op een quad op een Grieks eiland, met de zon die erop brandt. Maar dit wil ik ook eens. Om te kijken wat er is.

"Well, I got us on a highway and I got us in a car
got us going faster than we've ever gone before
I got us on a highway and I got us in a car
got us going faster than we've ever gone before"



vrijdag 19 maart 2010

Muziek: Novastar - The Best Is Yet To Come

Twente kan kampioen worden. Ze staan bovenaan, met nog 7 wedstrijden te spelen en 5 punten voorsprong op de nummer 2, PSV, en 6 punten voorsprong op de nummer 3, Ajax. En toch zeggen de spelers en de trainer dat kampioenschap niet het doel is. Gewoon wedstrijd voor wedstrijd, zeggen ze. Op zichzelf erg verstandig, gewoon waar je mee bezig was. Never change a winning team.

Ik ben in mijn hele carrière als kelderamateurvoetballer één keer kampioen geworden. Met D1, toen ik elf jaar oud was. Ik hoorde bij een goede lichting, zoals ze dat zeggen, en ik was een van de minsten, denk ik. Ik stond altijd back, links of rechts, maar meestal rechts. Bij de laatste wedstrijd stonden we op twee punten voorsprong, en de nummer twee kwam op bezoek die zaterdagochtend. En ik moest op de bank beginnen. Mijn vader vroeg waarom ik op de bank zat, toen hij kijken kwam. Alsof ik dat wist. Toen vroeg je dat niet aan je leider van waarom, je zei gewoon “oké”. Dus ik vond het irritant, dat pa dat vroeg. Maar het was van korte duur, want al gauw stonden we 1-0 voor. Bert-Jan scoorde. Bert-Jan scoorde zelden, terwijl hij altijd voorin stond. En hij kwam vaak te laat omdat hij graag op de trekker zat en dan de tijd vergat. Maar het naderende kampioenschap maakte bij hem blijkbaar zijn voetbalkwaliteiten los. Na een kwartier mocht ik erin, en we wonnen uiteindelijk met 5-1. Wat een feest! We kregen allemaal een hand van de tegenstanders. Een jongen spuugde in zijn hand voor hij hem aan mij wilde geven. Viespeuk! Maar het deerde me niet, lachen. We kregen bloemen, die we voorzichtig opzij legden, want de moeders keken. Van de trainer kregen we een nieuwe wedstrijdbal en er werden foto's gemaakt. Er was nog een bloemetje voor de wasmoeder, en er was geloof ik nog iemand van de sponsor. Die zal wel niets van belang hebben gezegd, anders wist ik het nog wel. Toen kwam mijn vader voorrijden met de trekker, met daarachter een Jan Plezier (soort van huifkar). We reden een paar ererondes door het dorp, hoewel daarin de mogelijkheden beperkt waren. Maar dat deerde ons niet, dit dorp was van ons, even, dachten wij. We probeerden in ieder geval zoveel mogelijk lawaai te maken. Wat daarna nog gebeurd is weet ik niet meer, waarschijnlijk iets met vrachten snoep en liters cola en sportdrank. Een roes.

Het jaar erop werd ons volledige team overgezet naar de C-jeugd, waar we voetbalden als dertien- en twaalfjarigen tegen jongens van 14 en 15, met veel langere benen en beginnende baardgroei. We moesten knokken om niet als laatste te eindigen. En dat is sindsdien zo gebleven, we waren altijd kandidaten voor het 'rechter rijtje'. En ze zeggen dat dat beter is, voetballen op zo'n hoog mogelijk niveau, zoveel mogelijk weerstand krijgen. Daar word je beter van. Maar nog nooit heb ik jongens die eigenlijk vrijwel niets om voetbal gaven zo hard zien lopen als toen, dat jaar. Want kampioen worden, dat zei hen ook wel wat. Geen grassprietjes meer plukken, of kijken naar trekkers en hakselaars die op het nabij liggende weiland aan het werk zijn. Alleen maar voetbal, voetbal, voetbal. En “handtekening na de wedstrijd!”

"oh lord, seems the best is yet to come
oh lord, seems the best is yet to come
I'm screamin' it out boy, screamin' it out
oh lord, seems the best is yet to come"

donderdag 18 maart 2010

Muziek: Creedence Clearwater Revival - Fortunate Son

"Ej, ma, ie mot film'n!" Ik ben weer thuis voor een zaterdag, en mijn tongval is terug. Mijn moeder had beloofd te filmen hoe wij een eik, die gevaarlijk die over de weg boog, naar beneden haalden. Even na mijn telefoontje komt ze naar buiten met camera, en een half uur later komt de oude eik met een daverende dreun op het asfalt terecht.

De rest van de dag zijn we met 5 man zoet om de eik aan stukken te zagen en het hout, dat onze kachel een winter lang brandende zal houden, weg te pakken. 5 man en onze knecht natuurlijk. Maar welke jongen van twaalf wil nu niet de hele dag op een trekker zitten? Geen idee, maar hij dus wel. Links en rechts worden nog extra takken uit bomen gehaald, en om half één eten we pannenkoeken met spek, en dat alleen omdat er geen baklever meer in de winkels ligt. Baklever, das een soort grove leverworst waarvan de plakken gebakken worden en dat 's winters heerlijk smaakt op de boterham. Maar de pannenkoeken vullen ook goed.

Later op de middag dient zich nog een kalf aan dat geboren wil worden, alleen ligt het achterstevoren in de moeder. Er worden pogingen gedaan, maar zodra het kalf, een stierkalf, de baarmoeder verlaat, is het gestorven. Gestikt zodra het zelf moest ademen. Het gebeurd vaker, maar toch trekken we ons wat minder vrolijk terug in de keuken. Daar wacht er bier, en cola voor de knecht. De knecht en ik gaan nog de kalveren voeren, die nog wel vol leven zijn en vreten dat het hun een lieve lust is. Later heeft m'n moeder rundvlees klaargemaakt, met jus en aardappelen. En ik vreet dat het me een lieve lust is.

"It ain't me, it ain't me, I ain't no fortunate one, no no no,
It ain't me, it ain't me,
I ain't no fortunate son, no no no"

woensdag 10 maart 2010

Muziek: The Beatles - I Feel Fine

De winter is nog niet klaar met ons. In natte sneeuwbuien reed de trein me terug naar Twente, en ik zag zo'n zelfde bui al hangen voor zaterdag. Dan zou de jaarlijkse potgrondactie van de voetbalvereniging zijn, en ik had al vrij genomen van m'n werk om te helpen. Langs de deuren om potgrond te koop aanbieden, en de verkochte zakken direct afzetten onder carports en in achtertuinen en tuinshuisjes en garages. Ik zag mezelf al verregend met een verkleumde vinger aanbellen om vervolgens door het ruitje mensen "nee" te zien schudden omdat ze met dit weer de deur liever niet open doen.

Maar het schrikbeeld bleek ongegrond. Fris was het wel, maar de zon scheen. We zijn met een ploegje van 5 man, een kruiwagen en open bestelwagen met een pallet potgrond. Als we van de ene naar de andere wijk rijden, klinkt uit de boxen een Beatlesnummer, dat zich in onze hoofden nestelt. Soms, als er van de ene naar de andere deur wordt gelopen, of gesjouwd met 1 of 2 zakken potgrond, hoorde ik mijn collega's het melodietje fluiten. Een lentegevoel krijgt grip. And I Feel Fine.

Maar op meer mensen had de zon een motiverend effect. We halen driemaal een extra pallet op. Al op tijd is alle beschikbare potgrond verkocht. Ons team verkoopt 4 pallets van 66 zakken potgrond. En in totaal worden 60 pallets verkocht. Dat is heel erg veel potgrond. Als ik de volgende ochtend mijn voetbalschoenen in het vet zet en mijn tas aan het inpakken ben, krijg ik het bericht dat de wedstrijd voor die ochtend is afgelast. Alweer. Ik kan terug naar bed. Maar de gedachte om bij min 4 op het veld te staan, staat me ook niet aan. Het bed is een stuk warmer. And I Feel Fine, denk ik.

"Baby says she's mine, you know
She tells me all the time, you know
She said so
I'm in love with her and I feel fine"

donderdag 4 maart 2010

Muziek: Dan le Sac VS Scroobius Pip - Thou Shalt Always Kill

Tering. Da's een ziekte, tuberculose. En een aanvaarde vloek in Nederlands, Harrie uit de familie-avond-komedie-serie "Oppassen!" gebruikte het als "catch phrase", stopwoord. Tuberculose bekt niet zo lekker, denk ik. Kanker, dat schijnt wel goed te bekken. Maar dat kan niet, er gaan mensen aan dood. Dat gebeurt met tering ook, doodgaan, maar alleen in landen waar het slecht bestreden wordt. Nee, kanker zeggen als je er niet bezorgt bij kijkt, dat kan niet. Tering roepen, da's lachen, jammer voor die armoedige Afrikaantjes. Toch?

Vloeken is laten merken dat je menens bent door iets te zeggen dat mensen doet schrikken. Dingen die banaal zijn, grof, taboe of eng. Goden, profeten, geslachtsdelen, ziektes, seks, minderwaardig geachte bevolkingsgroepen. Soms is wordt hierdoor de algemeen bekende betekenis zelfs vergeten. Wie denk er bij klootzak nu nog aan een huidplooi met genitaliën?

Maar er worden ook steeds nieuwe verzonnen. Hoofddoekjesbelasting werd kopvoddentaks. Want kop is dierlijk, hoofd menselijk; een vod is een versleten doek; en taks bekt eenmaal lekkerder dan belasting of heffing. We willen mensen laten schrikken. Want we menen het. Mensen die op het laatst een vloek verdraaien naar iets onschuldigs zijn ongevaarlijk. Zeggen ze chips in plaats van shit, potverdriejandubbeltjes of gossie in plaats van godverdomme en jeetje (mina) in plaats van "JEZUS CHRISTUS!". Iets zeggen dat volstrekt willekeurig is of dat nergens op slaat in plaats van iets dat je niet mag zeggen. Ze houden er rekening mee wat mensen kan kwetsen of shocken, en komen daarmee wel aardig en sociaal over. Maar erg intimiderend is het niet.

"Thou shalt not take the names of Johnny Cash, Joe Strummer, John Hartman, Desmond Dekker, Jim Morrisson, Jimi Hendrix or Sid Barrett in vain."



PS. Ja ja, rap. Maar bekijk de hele tekst. Wel een wijsneus, die Britse baard, maar er staan treffende rake zinnen tussen.