vrijdag 19 maart 2010

Muziek: Novastar - The Best Is Yet To Come

Twente kan kampioen worden. Ze staan bovenaan, met nog 7 wedstrijden te spelen en 5 punten voorsprong op de nummer 2, PSV, en 6 punten voorsprong op de nummer 3, Ajax. En toch zeggen de spelers en de trainer dat kampioenschap niet het doel is. Gewoon wedstrijd voor wedstrijd, zeggen ze. Op zichzelf erg verstandig, gewoon waar je mee bezig was. Never change a winning team.

Ik ben in mijn hele carrière als kelderamateurvoetballer één keer kampioen geworden. Met D1, toen ik elf jaar oud was. Ik hoorde bij een goede lichting, zoals ze dat zeggen, en ik was een van de minsten, denk ik. Ik stond altijd back, links of rechts, maar meestal rechts. Bij de laatste wedstrijd stonden we op twee punten voorsprong, en de nummer twee kwam op bezoek die zaterdagochtend. En ik moest op de bank beginnen. Mijn vader vroeg waarom ik op de bank zat, toen hij kijken kwam. Alsof ik dat wist. Toen vroeg je dat niet aan je leider van waarom, je zei gewoon “oké”. Dus ik vond het irritant, dat pa dat vroeg. Maar het was van korte duur, want al gauw stonden we 1-0 voor. Bert-Jan scoorde. Bert-Jan scoorde zelden, terwijl hij altijd voorin stond. En hij kwam vaak te laat omdat hij graag op de trekker zat en dan de tijd vergat. Maar het naderende kampioenschap maakte bij hem blijkbaar zijn voetbalkwaliteiten los. Na een kwartier mocht ik erin, en we wonnen uiteindelijk met 5-1. Wat een feest! We kregen allemaal een hand van de tegenstanders. Een jongen spuugde in zijn hand voor hij hem aan mij wilde geven. Viespeuk! Maar het deerde me niet, lachen. We kregen bloemen, die we voorzichtig opzij legden, want de moeders keken. Van de trainer kregen we een nieuwe wedstrijdbal en er werden foto's gemaakt. Er was nog een bloemetje voor de wasmoeder, en er was geloof ik nog iemand van de sponsor. Die zal wel niets van belang hebben gezegd, anders wist ik het nog wel. Toen kwam mijn vader voorrijden met de trekker, met daarachter een Jan Plezier (soort van huifkar). We reden een paar ererondes door het dorp, hoewel daarin de mogelijkheden beperkt waren. Maar dat deerde ons niet, dit dorp was van ons, even, dachten wij. We probeerden in ieder geval zoveel mogelijk lawaai te maken. Wat daarna nog gebeurd is weet ik niet meer, waarschijnlijk iets met vrachten snoep en liters cola en sportdrank. Een roes.

Het jaar erop werd ons volledige team overgezet naar de C-jeugd, waar we voetbalden als dertien- en twaalfjarigen tegen jongens van 14 en 15, met veel langere benen en beginnende baardgroei. We moesten knokken om niet als laatste te eindigen. En dat is sindsdien zo gebleven, we waren altijd kandidaten voor het 'rechter rijtje'. En ze zeggen dat dat beter is, voetballen op zo'n hoog mogelijk niveau, zoveel mogelijk weerstand krijgen. Daar word je beter van. Maar nog nooit heb ik jongens die eigenlijk vrijwel niets om voetbal gaven zo hard zien lopen als toen, dat jaar. Want kampioen worden, dat zei hen ook wel wat. Geen grassprietjes meer plukken, of kijken naar trekkers en hakselaars die op het nabij liggende weiland aan het werk zijn. Alleen maar voetbal, voetbal, voetbal. En “handtekening na de wedstrijd!”

"oh lord, seems the best is yet to come
oh lord, seems the best is yet to come
I'm screamin' it out boy, screamin' it out
oh lord, seems the best is yet to come"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten