Er was niets aan de hand. Ik dommelde fijn in de trein, zoals altijd. We waren een half uur weg uit Groningen toen een vrouwenstem het treurige nieuws via de intercom bekend maakte. Door een kapotte bovenleiding tussen Meppel en Zwolle reden er geen treinen meer op dat traject. In Meppel dienden we allemaal uit te stappen. Daar moesten we wachten op de bussen die ons naar Zwolle zouden brengen, waar we onze reis konden vervolgen. Het kon even duren.
Het publiek in de trein liet zich niet kisten. De zon scheen, het weekend kwam eraan. Koninginnedag kwam eraan. Terwijl een gedeelte van de mensen zich meteen meldde voor de busplaatsen, vleide de rest zich neer op het perkje voor het station. Zittende op in het gras dat bezaaid was met bloeisel uit de bomen, op koffers en jassen werd er genoten van de zon. Ik zette me neer op m'n jas, Skik door de koptelefoon (we waren immers in Drenthe), een boek in de klauwen en de zonnebril op. Door de donkere glazen lette ik meer op de mensen om me heen dan op de letters op de bladzijden voor m'n neus. Rechts van me gooide een energieke roodharige peuter een leeg appelsapflesje over met zijn moeder. In de verte zag ik de haastige mensen klaarstaan voor de bussen, die maar druppelsgewijs aan kwamen rijden. Ik achtte me wijzer. Ik had een vrije vrijdagmiddag en zou wel thuis komen. Het zou wel overwaaien.
Maar al gauw kwamen er al meer treinen aan uit Groningen en Leeuwarden terwijl er maar mondjesmaat mensen verdwenen in de busen, en om mij heen verdwenen de mede-genieters. Ik besloot me ook maar aan te sluiten bij de massa, die stond te wachten op de bussen. De bussen die kwamen waren druppels op de gloeiende plaat die door de menigte gevormd werden. Algauw werden de schaarse NS-medewerkers aangesproken op dit gebrek. Alletwee werd ze ingepeperd wat er al niet mis was met hun beleid. De aankomende bussen werden aangevallen als verdwaalde lammeren door hongerige wolven. Van de festivalstemming in het perkje was weinig over gebleven. Het was warm, druk en chaotisch. Druk werd er gespeculeerd in welk vak de volgende bus zou inrijden. Niemand liet zich de bus nog van het brood eten, verdomme! Wat nou, bejaarden, vrouwen en kinderen eerst? Niks, je kinderwagens en koffers in de bagageruimtes te stoppen! Ik heb slachtvee met meer beleid op transport zien gaan.
Uiteindelijk, na ruim twee op het station in Meppel vertoeft te hebben, stapte ik ook in een bus. Tegen die tijd leek er eindelijk een balans te komen in aankomende en vertrekkende reizigers. In Zwolle aangekomen was er nog een laatste horde: ook hier stonden de mensen rijendik te wachten op de bussen. Ze blokkeerde het pad naar het station, dat door bouwhekken begrensd werd. Degenen die van de bus naar trein wilden moesten zich langs deze massa wurmen. Een enkel persoon met een, al dan niet misplaatst, gevoel voor overzicht probeerde het een en ander te organiseren: "allemaal effe iets aan de kant, dan kunnen wij er ook langs!" Juist. Maar we kwamen op het station, bij de trein, in de trein. En daar gekomen (tas onder de stoel, benen languit, boek op schoot, koptelefoon weer recht op het hoofd) was de opluchting groot. Ik kwam thuis, douchte, en at gekookte aardappels met worst. Alsof er niets gebeurd was. Het was eindelijk weekend.
"'t Is wel naief en wat makluk misschien
Mar 't help 't zo goed man
Ach we zullen 't wel zien, ach we zullen 't wel zien
Ach we zullen 't wel zien, ach we zullen 't wel zien
Ach we zullen 't wel zien"
KLIEK voor muziek
Geen opmerkingen:
Een reactie posten