Eerder heb ik vertelt dat we met een groepje naar Amsterdam gingen om John Fogerty te zien spelen. De oud-Creedence Clearwater Revivalzanger was in vorm, zong vooral CCR nummers. Het geluid in de spiksplinternieuwe muziekhal stond hard, hard, hard! Maar aangezien de muziek mooi, mooi, mooi was, was het geen teistering voor de oren. Na het concert gingen we per trein terug naar Amsterdam, waar we bier dronken. Veel bier. Daarna begaven we ons druppelsgewijs terug naar ons hotel. We sliepen, we dronken koffie, we reden, we aten, we reden verder en ergens in de middag waren we thuis. Daar vroegen ze: "Hoe was't?" - "Oh, slecht'n maïs doar in 't westen!"
Want over maïs kun je het altijd hebben. Als er een intergratiecursus voor ons dorp ontwikkeld zou worden, zou naast kennis over tractoren, geheime zenders en bier ook maïs tot het vakkenpakket behoren. Kunnen zeggen wie er vroeg was met maïs zaaien (al zeggen ze 'mais poten'), en wie laat. Kunnen beoordelen of het weer goed of slecht is voor de maïs. Kunnen vertellen wie er goeie maïs heeft staan, en wie z'n maïs het niet zo best doet. En uiteindelijk weten wie de maïs er al af heeft, en wie er nog moet hakselen. Maar van een intergratiecursus zal het ongetwijfeld nooit komen.
Als kinderen renden we door de rijen maïs, die ons volledig opslokten. We plukten kolven, kleine sappige in de zomer, grotere harde en droge in het najaar, vlak voor het hakselen. Het hakselen was een sensatie op zichzelf: ik denk de leraren op de basisschool al genoeg wisten als ze in het najaar 's ochtends telefoontjes kregen van ouders die zeiden dat hun zoon 'vandaag niet zo lekker in orde was'. Hakselziek, dat waren ze. De machtige hakselaar vrat zich een weg door de maïs. De stroom gehakselde maïs die van de hakselaar in de wagens achter de trekkers werd gespoten. Die trekkers die deze vracht van het land naar de maïskuil (die geen kuil is maar een bult) bracht. De trekker met 'dubbel lucht' en een schuif die de maïs in de kuil verdeelde en plat reed. Het pauzeren naast de maïskuil, met gehaktballen op brood en koffie. Het uitvouwen van het plastic zeil over de geöogste, platgereden maïs. Die kraan die het zeil bedekte met zand. Het was iets om naar uit te kijken. Het was iets om voor thuis te blijven.
Nu heeft het hakselen iets van zijn glorie verloren, in de loop der jaren. Als je het vaak genoeg ziet, dat wordt het meer een routine dan een ritueel. Het gaat ook sneller nu, met grotere hakselaars, grotere wagens en drukkere loonwerkers. Maar nog steeds vergapen kleine jongens zich aan de grote machines, en willen ze bij in de cabine, om alles nog beter te kunnen zien, en te kijken naar alle hendels en knopjes. Maar ook grote jongetjes zijn er nog voor te porren. Er zijn hakselspotters, die met camera op pad gaat het hele oogstproces vast te leggen. En er wordt altijd over maïs gepraat. Over hoe het slechter is in het westen. Hoe het wordt gebruikt voor het opwekken van groene energie. Hoe het groeit. Laatst ving ik het nog op, ergens achter mij aan de bar: "Het geet noe hard met 'n maïs. Ik kan het zeen greui'n. Ik kan het heur'n greui'n!"
"I can hear the grass grow
I can hear the grass grow
I see rainbows in the evening"
PS. Dit lied van deze Engelse sixties-band gaat niet over maïs, of over hakselen. Het gaat over een lsd-trip.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten